Wij zijn een leesclub van oud-medewerkers van Boekhandel Kooyker in Leiden, en bespreken sinds 2003 in wisselende samenstelling nieuwe en oudere boeken.

dinsdag 28 september 2010

September 2010: Beatrice en Vergilius


Aan Het leven van Pi bewaarden wij -en velen met ons- warme herinneringen, en daarom verheugden we ons op Beatrice en Vergilius, de nieuwe roman van Yann Martel. Het resultaat van de bespreking was toch dat het boek ons niet bracht wat we gehoopt hadden.

We vonden het idee achter dit boek erg geslaagd, namelijk om de discussie aan te gaan of het mogelijk is om fictie over de holocaust te schrijven. Het leverde een interessant gesprek op, met een aantal kernvragen: Kun je hier fictie over schrijven, welke vorm kies je daarvoor en hoe breng je toch de boodschap over? Kun je er voor zorgen dat het thema steeds actueel blijft en dat opeenvolgende generaties dit niet vergeten, en kan dat op een andere manier dan door non-fictie of in ieder geval deels op feiten berustende fictie? Is Martel daar in geslaagd, en wat heeft hij geprobeerd in dit boek te stoppen en wat halen wij er met onze leeservaring uit? Doen we hem daarmee recht of juist niet?

De vorm die Martel voor zijn boodschap kiest, vonden we echter minder geslaagd.
Verreweg de meeste indruk qua vorm maakten de spelletjes aan het einde van het boek. De dilemma's die daarin gesteld worden, doen je even stil staan en stil worden. Deze spelletjes deden ons denken aan het prachtige Adres onbekend van Kate Kressmann Taylor.

Wat mankeerde er dan aan de vorm? De delen passen niet goed ineen: het ineenvlechten van toneelstuk, verhaal en spel (en misschien ook nog wel het verhaal van Flaubert) komt te geconstrueerd over. Het is niet helemaal duidelijk waarom Beatrice en Vergilius nou precies een ezel en een aap zijn. Het is een leuk idee, dat niet van de grond komt.
De stukken toneelstuk brengen je in verleiding ze over te slaan omdat ze minder aan het verhaal toevoegen dan de passages waarin de beide Henry's met elkaar praten.

En er blijven vragen over: Waarom een taxidermist? Waarom opgezette dieren? Wat doet de lijst met woorden? Waarom leest de taxidermist steeds hardop voor? Waarom al die literaire verwijzingen aan het begin ("gaaap! non-functioneel gestrooi met kennis...", schreef Marieke D)? Aan wie zouden we dit kunnen aanbevelen? Waarom nu weer dieren? Wat is de rol van de echtgenote en de hondsdolle hond?

Form follows function, zegt men, en juist dat gaat hier niet goed. De vorm van deze roman past niet bij de inhoud en bij het doel dat Martel beoogt.

"Ik ben niet zo van de experimentele roman, maar een experimentele roman over een experiment(ele roman) vind ik dan toch (enigszins) intrigerend." liet Marieke D. ons via de mail weten, en dat drukt prachtig de besproken twijfels, maar ook de positieve punten uit.