Wij zijn een leesclub van oud-medewerkers van Boekhandel Kooyker in Leiden, en bespreken sinds 2003 in wisselende samenstelling nieuwe en oudere boeken.

dinsdag 23 september 2014

September 2014: la superba



Een boekbespreking van een auteur uit Leiden verzandt bij een Leidse leesclub al snel in een bespreking van de auteur zelf. Want velen van ons hadden Ilja Leonard Pfeijffer wel eens getroffen, gesproken of diep in de ogen gekeken. En anders wel een mening over zijn auteursfoto op de achterflap.

Maar Pfeijffer mogen we niet meer tot de Leidse auteurs rekenen. La Superba verhaalt namelijk van zijn ‘luxe-emigratie’ naar de Noord-Italiaanse stad Genua. Die hij werkelijk subliem heeft neergezet, aldus Dineke. Pfeiffer beschrijft zijn nieuwe thuishaven met evenveel liefde als walging, en misschien wel met liefdevolle walging: de steegjes met verlepte travestieten, de straten met slecht geklede toeristen en de terrassen met ongemanierde Italianen. Artiesten en alcoholisten, rokers en rozenverkopers bevolken de Via’s, Vico’s en Piazza’s. En uiteraard het mooiste meisje van de wereld.

Terwijl ‘Leonardo’ probeert haar voor zich te winnen, maken we kennis met het vat vol tegenstrijdigheden dat Genua is. Of liever gezegd, vol tegenstellingen. Schijnbaar moeiteloos zet Pfeijffer ze naast elkaar, zijn eigen emigratie voorop. Want die mag inderdaad luxe genoemd worden ten opzichte van de tocht van Noord-Afrikanen zoals hij die beschrijft. Vooral Marianne was sterk onder de indruk van dit rake stuk: ‘Een terechte winnaar – en ik weet niet wie er nog meer genomineerd was.’

Waar Catton haar onderscheiding misschien eerder te danken had aan haar schrijfprestatie dan het boek zelf, valt er bij Pfeijffer weinig af te dingen aan zijn Libris Literatuurprijs.La Superba is vernieuwend, geëngageerd en geschreven in een prachtige stijl. Of de nominatie voor Beste Literaire Seksscène van het Jaar even terecht was, valt nog te bezien. Het intieme samenzijn met Het Been riep bij ons namelijk nogal ambivalente gevoelens op. Waarmee we wel allemaal een beetje zijn aangestoken door de liefdevolle walging die de Hoogmoedige oproept.

Zomer 2014: Al wat schittert



Al wat schittert bleek voor ons een doorschuiver. Na een korte bespreking eerder, waarbij twee mensen het op een haar na uit hadden, maar de rest nauwelijks begonnen was, besloten we dit boek een tweede kans te geven. Een zomer lang om ons dit kloeke boekwerk eigen te maken. Niet minder dan 832 pagina’s telt namelijk de paperback van de Engelse uitgaveThe Luminaries, het boek dat vorig jaar aan de haal ging met de Man Booker Prize.

Waarom eigenlijk, vroeg Marieke zich af. Toegegeven, het is een indrukwekkende roman: grondig geresearcht, nauwkeurig opgezet en honderden pagina’s lang onderhoudend. En toch lijkt er iets te ontbreken. Een interessant idee dat beklijft nadat je het boek hebt dichtgeslagen en het Nieuw-Zeeland van de negentiende eeuw weer verdwijnt. Een diepere gedachte die zo’n prestigieuze literaire prijs rechtvaardigt omdat Al wat schittert daarmee meer blijkt dan een huzarenstukje van een jonge vrouw uit een ondervertegenwoordigde uithoek van het Gemenebest.

Die diepere gedachte bleken we uiteindelijk in hogere sferen te moeten zoeken. Het lot staat in de sterren geschreven, zo leert het boek. Ons leven wordt bepaald door het doen en laten, het spreken en zwijgen van anderen. De levens van de karakters in de kleine Nieuw-Zeelandse goudzoekersgemeenschap zijn dan ook volledig met elkaar vervlochten. We waren onder de indruk van de vertelkracht van de roman, met name van de manier waarop een gebeurtenis vanuit verschillende perspectieven verteld werd. De grote hoeveelheid historische gegevens, de verschillende talen en Cattons oog voor detail maakt het verhaal boeiend en geloofwaardig, maar ook lastig om even weg te leggen om later de draad weer op te pakken. Ook waren we door het formaat van het boek minder geneigd het mee te nemen op reis of in bed te lezen. Sander en Dindy waren dan ook gestopt en Dineke was niet begonnen.

Wie wel doorleest, wacht een pageturner die de lezer toch enigszins onbevredigd achterlaat. Want we bogen ons het langst over de vraag of Al wat schittert misschien niet beter af zou zijn zonder al die verwijzingen naar astrologie. En de vraag stellen is hem misschien wel beantwoorden: als het centrale thema zo ‘misbaar’ blijkt, is het als fundament toch niet stevig genoeg om duizend pagina’s op te bouwen. Wat rest is, om Catton aan te halen, een avonturenroman bevolkt door archetypen – maar wel eentje waar je je een zomer lang prima mee kunt vermaken.
(Verslag: Machteld)