Wij zijn een leesclub van oud-medewerkers van Boekhandel Kooyker in Leiden, en bespreken sinds 2003 in wisselende samenstelling nieuwe en oudere boeken.

vrijdag 29 augustus 2008

Augustus 2008: De wet van Spengler

In de zomervakantie hadden we alle tijd gehad om De wet van Spengler te lezen. Hadden we er zo veel tijd voor nodig? Nee, iedereen meldde dat hij (of zij) het boek snel uit had, omdat het lekker wegleest en de vaart er goed in zit. Het is geen boek dat je heel lang bijblijft, als je het leest, sleept het je mee, maar daarna vergeet je het weer.


Noor mocht als eerste vertellen. Zij vond het boek mooi geschreven, maar vond het verhaal niet zo sterk. De schrijfstijl spreekt haar wel zo aan dat ze overweegt meer van Jaap Scholten te gaan lezen. Ze vond dat het qua thema wat leek op Spel van Stephan Enter.

De filosofische gedachten aan het einde van het boek zullen Noor het meest bijblijven, vooral de passage waarin Frederik een stukje van een Romeinse filosoof voorleest aan Tine.


Marianne had ook het boek Tachtig van Scholten gelezen en kon het boek dus in een breder kader bezien. Zij vond tachtig wat frisser, maar tegelijk ook wat vluchtiger. De sfeer is wel vergelijkbaar, van de oude industriële wereld, van rijk trouwt met rijk en ons kent ons.

Ze was onder de indruk van de band tussen deze broers, het sfeertje van mannen onder elkaar. Geen woorden om je band en waardering voor elkaar uit te drukken maar de saamhorigheid van samen fikkie stoken en jagen. Marianne vond de scène waarin Frederik met zijn nichtje een fiets gaat kopen (en de reactie van Julius daarna) erg mooi, die zal ze niet snel vergeten.


Arno deelde de mening dat het vlot geschreven is, een lekker boek voor in de trein. De clan van broers vond hij een mooi thema, hoe de broers binnen dit broederschap toch zo kunnen verschillen. Arno had zich verdiept in de beschrijvingen van het rijke industriële leven. Het was hem opgevallen dat dit gegoede milieu een soort ijkpunt is voor Scholten, hij meet de wereld af aan dat milieu. En daardoor staan er soms observaties in het boek die hem een beetje verbazen, een soort dedain over ‘gewone mensen’. Het lijkt alsof Scholten graag boven dat milieu wil staan om het zo te observeren, maar dat het hem toch niet helemaal lukt omdat dat milieu hem aangeboren is. De vergelijking met Spel deelde Arno niet. Arno vond spel poëtischer, en meer een boek dat je wilt herlezen om alles te ontdekken wat je de eerste keer niet opviel. Het laatste stuk blijft Arno het meest bij, dat kwam echt binnen. Het was heel ontroerend, het verdriet, het diepgewortelde respect voor de oudste broer. Dat laatste stuk gaf ook de rest meerwaarde, omdat het iets met je doet.


Marieke sloot zich hierbij aan. Het wereldje van de Twentse industriëlen boeide haar wel, en ze vergeleek het met de beschrijvingen van Robbert Vuijsje. Oud geld en nieuw geld, oude tradities op het platte land en erbij horen in de stad. Van beide auteurs vond zij de typeringen van de milieus heel raak. De band tussen de broers fascineerde haar.


Al met al een lekker zomerboek. Voor de diepgang de volgende keer weer een oude kraker. Waarover later meer.